Het Kanaal Charleroi-Brussel is een kanaal dat de rivier de Samber met het Kanaal van Willebroek verbindt. Het is 74 kilometer lang. Het oorspronkelijke kanaal had voor het overwinnen van 21 meter opvaart en 107,8 meter in de afvaart had maar liefst 55 sluizen.
Al sinds de 16e eeuw worden diverse plannen voor een dergelijke waterweg voorgesteld. Ze zou tenslotte een grotere en snellere aanvoer van steenkool uit de Borinage naar de steden mogelijk maken, wat de prijs zou drukken. De ingenieurs staan echter voor grote technische uitdagingen: het kanaal moet meer dan 100 m klimmen en de watervoorziening van de hoogste panden is onzeker. In de Franse tijd komt een definitief plan, maar de werken beginnen pas in de Nederlandse tijd 1827.
Gezien de hoogteverschillen wordt ervoor gekozen de bestaande valleien (van de Piéton, Samme en Zenne) nauwgezet te volgen, een beperkte tonnenmaat toe te laten (nl. de speciaal ontworpen baquets de Charleroi van 70 ton) en een tunnel onder la Bête-Refaite te graven. De watervoorziening wordt veiliggesteld dankzij reservoirs, het bestrijken van de bodem en een pomp op stoomkracht. Het kanaal bestaat uit vier delen: de klim Dampremy–Luttre (±25 m, 11 sluizen), het kruinpand Luttre–Soudromont, de steile afdaling langs de Samme (±60 m, 28 sluizen) en de langere afdaling langs de Zenne (±45 m, 16 sluizen).
De Belgische Revolutie legt het project even stil, maar het Voorlopig Bewind laat de werken onmiddellijk verderzetten. Zodoende wordt de nieuwe waterweg op 22 september 1832 plechtig geopend. Ze heeft echter kleine afmetingen, om de kostprijs te drukken, en is dus niet voorzien op de snel toenemende trafiek. In 1854-7 wordt het kanaal daarom vergroot voor 350-tonners. De tunnel wordt later vervangen door de bredere en kortere Tunnel van Godarville (1885), ten noorden ervan.
Het eerste oorspronkelijke 70 tons kanaal.
Het oorspronkelijke kanaal liep door de vallei van de Samme. Het was geschikt voor schepen met een laadvermogen van ongeveer 70 ton. Er lagen 55 sluizen op het traject. Het moeilijkste stuk lag tussen Ronquières en de waterscheiding bij Seneffe. Hier moest 70 meter hoogte overbrugd worden. Er werden voor dit stuk alleen 30 sluizen gebouwd. In totaal lagen er 55 sluizen in het kanaal. Destijds duurde het 3 tot 4 dagen om het kanaal te passeren. Bij Seneffe stijgt het terrein van 120 naar 135 meter over een lengte van slechts 2 kilometer. Hiervoor zou nog eens een tussen de 10 en 15 sluizen benodigd zijn geweest. Echter de aanvoer van water voor het kanaal te voeden zou op deze hoogte onvoldoende zijn. In eerste instantie waren plannen om het kanaal niet over deze berg te leiden, maar om lading over deze resterende hoogte met een treintje of wagen over te laden naar de andere kant. Ook was een idee om de boten over een railsysteem over de berg te transporteren. Uiteindelijk is de tunnel van La Bête Refaite gebouwd. Deze was 1267 meter lang, en in die tijd nog niet voorzien van licht.
Het 350 ton kanaal.
Tussen 1841 en 1882 werden stukken kanaal aangepast voor schepen tot 300 ton. Deze schepen waren twee maal zo lang en breed. Het aantal sluizen werd terug gebracht tot 38. Het uitgebreide kanaal was eenvoudig een grotere versie van het eerste kanaal, met uitzondering van de tunnel. De tunnel van La Bête Refaite was ongeschikt om breder en hoger te maken. Daarom werd vlakbij de tunnel van Godarville gebouwd.
Het 1350 ton kanaal.
In de jaren 20 van de 20e eeuw werd het kanaal tussen Brussel en de staal fabrieken van Clabecq vergroot naar 600 ton. De sluizen werden gebouwd op schepen tot 1350 ton, voor het geval het kanaal verder vergroot zou moeten worden. Na de Tweede Wereldoorlog werd besloten om het kanaal over de gehele lengte te vergroten. Met modernere technieken werd het mogelijk om in de rotsachtige ondergrond te graven. Zo werden de soms scherpe bochten in het oude kanaal recht getrokken. Meerdere sluizen werden vervangen door diepere varianten. Zo is het verval van de sluis van Ittre bijna 14 meter. De vallei van de Samme en de tunnel van Godarville konden deze vergroting niet aan. Er werd tussen Ronquières en Godarville een volledig nieuw kanaal gegraven. Het Hellend vlak van Ronquièrres werd gebouwd om het hoogteverschil van het Henegouws Plateau te overbruggen. Het nieuwe kanaal werd op het hoogste punt ingegraven waardoor er geen nieuwe tunnel nodig was. Het kanaal doorkruist de eerste tunnel, waarvan de resten langs het kanaal zichtbaar zijn.
Bij Godarville is in het talud langs het kanaal de oude tunnel van het eerste kanaaltje. De bouw van het huidige kanaal heeft zelfs een deel van de tunnel afgehaald. Vlakbij loopt nog de tweede, iets grotere tunnel van het tweede kanaal.