Het kanaal van de Marne naar de Rijn is een Frans kanaal wat de mogelijkheid biedt om van Parijs naar de Rijn bij Straatsburg te varen. Het kanaal is 289 kilometer lang, heeft twee scheidingspanden en voor het overwinnen van die twee bergen zijn er 154 sluizen, waarvan 1 met een verval van 15,7 meter, en het hellend vlak van Arzviller. Het kanaal heeft meerdere bijzondere kunstwerken, 5 tunnels en een aantal kanaalbruggen.
Het kanaal overwint twee waterscheidingen, die van de Marne naar de Moezel, en de tweede bij Gondrexange tussen de rivieren de Meurthe, Saar en de Rijn. Een complex systeem van pompen, voedingskanalen en omleggingen van riviertjes, voeden het kanaal. Bij Gondrexange ligt een stuwmeer van 35 miljoen kubieke meter water.
Al in 1780 werden de eerste werken verricht maar het complete ontwerp voor het hele kanaal kwam in 1826 van de Franse "ingénieur des ponts et chaussées" Barnabé Brisson. In 1838 werd er begonnen met de bouw van het kanaal. Het kanaal werd voor het scheepvaartverkeer geopend in 1853. Destijds werden de schepen getrokken door mensen en dieren.
Na de oorlog van 1870 verliest Frankrijk een aanzienlijk deel van het kanaal. De wateropslag in de meren van Gondrexange en de watertoevoer van de Saar valt niet meer op Frans grondgebied. Er werd een nieuw wateropslag gebouwd bij Parroy.
Vanaf 1895 komen er kleine elektrisch aangedreven treintjes op rails of over het jaagpad die de schepen door het kanaal trok.
Het kanaal kent vele modernisatie's. De aanpassing naar Freycinetmaten. De kanaalbruggen van Liverdun en la Madeleine werden aangepast voor twee richtingsverkeer.
Rond 1930 werden op enkele stukken de sluizen verdubbeld en mechanische aandrijving verving het handwerk.
In 1950 werden pompgemalen voorzien van elektrische pompen om voldoende water op het gedeelte van Dombasle naar Réchicourt te krijgen.
In 1969 opende het hellend vlak van Arzviller, een scheepslift die maar liefst een vallei van 17 sluizen vervangt. Ook werd de sluis van Réchicourt gebouwd die 6 sluizen naar het scheidingspand van Gondrexange vervangt.
Tussen de jaren 1958 en 1970 werd de diepgang met zo'n 40 centimeter aangepast zodat schepen dieper beladen konden worden. Deze aanpassing van de maximale diepgang werd op verschillende manieren uitgevoerd. Het ophogen van dijken, sluisdeuren en sluismuren, maar ook met het moeilijkere uitdiepen van kanaaldelen werd gedaan.
1977 kwamen de eerste automatische sluizen waar geen sluiswachter meer nodig was op deze sluizen.
Oorspronkelijk lag er hier een trapsluis. Bij het moderniseren van het kanaal, het aanpassen aan de Freycinet standaard, werd de trapsluis vervangen door een enkele kolk. De nummers bleven wel behouden.
Na het kanaliseren van het laatste stuk Moezel tussen Frouard en Neuves Maisons konden schepen over de Moezel in plaats van over het oude kanaal. De kanaalbrug was echter niet geschikt om met grote schepen er onder door te kunnen varen, en werd in 1978 gesloopt. Hierdoor kwam ook de tunnel er nutteloos bij te liggen.