


De Kattendijksluis is de oudste nog bestaande sluis van Antwerpen.
De sluis werd in 1858-59 gebouwd als tijsluis om vooral zeilvrachtschepen en later voor gemotoriseerde binnenschepen veilig te laten aanmeren in het Kattendijkdok (1860). Vooral spitsen, binnenschepen of lichters van 39 m. lang op 5,10 m. breed werden er geschut. Later kwamen er grotere schepen bij.
Rond 1994 à 1995 werd de Kattendijksluis uit bedrijf genomen, omdat ze niet meer rendeerde vanwege de wachttijden met het getij. Bij een laagwaterschutting naar hoog water, b.v. moesten de vertrekkende binnenschepen 2 uren op voorhand invaren. De schepen werden in de sluis genomen, dan werden de binnenklapdeuren (vloeddeur en dokdeur) dichtgedraaid, en moesten de schepen dan wachten op het opkomende tij. Ondertussen werd het sluiswater weggespuid naar de Schelde via muur-"verlaten" ook landverlaten of valven. Dan als het water in de sluis op zo'n 1,50 à 1 meter boven Scheldepeil stond, werden de deurverlaten opgedraaid, om te vermijden dat er te veel waterdruk op de schuifverlaten kwam te staan. Ondertussen kwam ook de vloed op. Het is een vergelijking met "communicerende vaten". Als het sas- en rivierpeil gelijk waren, kon men de eb- en vloeddeuren buitenkant openen. Met de opkomende vloed konden de binnenschepen naar Gent, Merelbeke of verder doorvaren naar Frankrijk.