Het Main-Donaukanaal is een kanaal dat de verbinding vormt tussen het stroomgebied van de Rijn en dat van de Donau. Het is 170.7km lang en heeft in totaal 16 sluizen om het hoogste waterscheidingspand van Europa (406m boven NN) te overwinnen. Naast de scheepvaartfunctie is het kanaal ook belangrijk voor het waterbeheer van de Regnitz en de Main. Daarvoor kan water van de Donau en Altmühl worden opgepompt.
Al in 793 gaf Karel de Grote de opdracht om een kanaal (Fossa Carolina) te graven dat beide stroomgebieden met elkaar moest verbinden. De bouw was echter onsuccesvol en de werkzaamheden werden datzelfde jaar nog beëindigd.
Tussen 1836 en 1846 werd tussen Bamberg en Kelheim het Ludwigskanal gebouwd. Het was een smal kanaal, 178 kilometer lang met 101 schutsluizen dat door de opkomst van het spoor al gauw onrendabel werd. In de Tweede Wereldoorlog werd het kanaal beschadigd en in 1950 werd besloten het Ludwigskanal te sluiten en deels te dempen.
In 1960 werd begonnen met de bouw van het Main-Donaukanaal. In 1972 werd Neurenberg met de Main verbonden en op 25 september 1992 werd het kanaal volledig opengesteld. Het kanaal is 171 km lang. Het begint aan de Main bij Bamberg en eindigt aan de Donau bij Kelheim. Het kanaal kostte ongeveer 2,3 miljard euro.
Het Main-Donaukanaal werd aangelegd door Rhein-Main-Donau AG. Dit bedrijf verwierf in 1921 een concessie voor het realiseren van een vaarweg voor grote schepen van Aschaffenburg naar Passau (677 km). Behalve de aanleg van het kanaal, heeft het bedrijf tussen 1921 en 1962 de Main uitgediept tussen Aschaffenburg en Bamberg (297 km).