De Verlengde Hoogeveense Vaart is de uitbreiding van de Hoogeveensevaart. Het in de Nederlandse provincie Drenthe gelegen kanaal loopt van Hoogeveen tot de Duitse grens bij Zwartemeer.
Bij Koninklijk Besluit van 12 maart 1852 werd aan enkele Hollandse en Drentse heren vergunning verleend tot het oprichten van 'maatschappij ter overneming, verlenging en verbetering van de Hoogeveense Vaart', tot in de Noord- en Zuidbarger venen, met een zuidelijke zijtak tot in de gracht van Coevorden en een noordelijke zijtak naar de Beilervaart.
Nadat de provincie en de belanghebbende gemeenten aandelen in de maatschappij hadden genomen en daarbovenop nog een provinciale subsidie was toegezegd, werden de werkzaamheden nog in hetzelfde jaar begonnen. In 1856 werd de commissie in zoverre gewijzigd, dat de maatschappij ontheven werd van het graven van een kanaal naar Coevorden en van de eventuele verandering van de waterleiding naar Beilen in een scheepvaartkanaal.
Toen in 1858 het kanaal de venen van Noord- en Zuidbarge tot op 2800 ellen was genaderd, verbond zich de maatschappij, om binnen 8 jaren, nadat het kanaal de venen zou hebben bereikt, het in oostelijke richting 6400 ellen te verlengen, en uit die verlenging een zijtak te graven naar het Amsterdamscheveld, met voornemen het kanaal door te graven tot de Hannoverse grenzen. In 1860 zijn die overgebleven 2800 ellen afgewerkt, en is het kanaal nog 400 ellen in de venen verlengd. Het eerste met turf beladen vaartuig voer op 5 december van dat jaar uit de Bargermarke het kanaal af. In 1861 waren al de werken tot verlenging in de venen van Noordbarge en Zuidbarge evenals de zijtak naar het Amsterdamscheveld voltooid. In 1863 werd het kanaal nog eens met 1950 el verlengd.