Overslaan en naar de inhoud gaan

Toldeur

Een toldeur draait, evenals een enkele draaideur, om een verticale as. Deze as bevindt zich echter niet bij één van de uiteinden van de deur, maar iets uit het midden daarvan. De breedten van de beide delen van de deur aan weerszijden van deze asverhouden zich ongeveer als 3 : 4. Het onderste draaipunt is in de sluisbodem verankerd, terwijl bij kokersluizen het bovenste draaipunt in de zoldering van de koker is bevestigd. Bij open sluizen is meestal tussen de beide wanden van het sluishoofd een balk geplaatst, waaraan het bovendraaipunt is verankerd. De toldeur is een oude en typisch Nederlandse constructie, die aanvankelijk spildeur werd genoemd. De eerste toldeur werd rond 1500 in Brielle gemaakt. Deze deur werd op primitieve wijze geopend. Adriaen Jansz., aan het einde van de 16de eeuw ‘Stadtmeester’ van Rotterdam, kwam met een nieuw ontwerp. Het bovendraaipunt was via twee balken met een van de sluiswanden verbonden, zodat bij open stand de doorvaarthoogte aan de andere zijde onbeperkt was. Als vergrendeling gebruikte hij een verticale balk, die in een sponning van de sluiswand was geplaatst. Adriaen Diericxsz, rond 1600 werkzaam als timmerman in Delft, bracht enkele verbeteringen aan de toldeur aan. Hij stelde voor puntdeuren te gebruiken en in de deuren een toldeur aan te brengen. In de 19de eeuw is de toldeur verscheidene malen gebruikt, zowel zelfstandig als opgenomen in puntdeuren. Toen werden naast houten ook ijzeren en later stalen deuren toegepast. In de 20ste eeuw, toen de spuisluizen hun betekenis verloren, verdwenen vrijwel alle toldeuren. In Goedereede is nog een oude toldeur aanwezig, terwijl in Amsterdam behalve die in de Amstelsluizen ook nog enkele nieuwe toldeuren zijn toegepast.