Centrale commissie voor de Rijnvaart
Na de nederlaag van Napoleon is op het Congres van Wenen van 1815 het beginsel van de vrijheid van scheepvaart op de internationale vaarwateren vastgelegd. Daarbij werd ook de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) ingesteld.
De Commissie kreeg opdracht een reglement op te stellen om die scheepvaart op de Rijn juridisch en praktisch in goede banen te leiden. In deze CCR kunnen vanaf die tijd de oeverstaten beraadslagen over alle vragen de scheepvaart betreffend. (Aldus aanhangsel 16B van de slotakte van het Congres van Wenen). De eerste vergadering vond plaats op 15 augustus 1816 te Mainz. Op 31 maart 1831 werd de Akte van Mainz aangenomen, waarin uniforme juridische principes voor de Rijnvaart waren vastgelegd (met talrijke politievoorschriften). De eerste Rijnvaartakte. De CCR werd daarmee de eerste Intergouvernementele organisatie.
Na de stormachtige industriële ontwikkelingen in de tweede helft van de 19e eeuw werd het noodzakelijk de ontwikkelingen van de Rijnvaart op technisch, economisch en politiek gebied vast te leggen in een nieuw verdrag. Op 17 oktober 1868 werd dat verdrag vastgesteld als Herziene Rijnvaartakte (Akte van Mannheim). Bijna 100 jaar later was dat nog een keer nodig en werd op 17 oktober 1963 te Straatsburg het verdrag opnieuw herzien. In het belangrijke Aanvullend Protocol nr. 2 wordt een nieuwe definitie van het beginsel van de vrijheid van scheepvaart gegeven, waarbij bovendien de voorwaarden waaronder personen en goederen op de Rijn vervoerd mogen worden zijn vastgesteld en het criterium van het toebehoren tot de Rijnvaart is vastgelegd.