Contragewicht
Het contragewicht van een beweegbare brug maakt het mogelijk dat met een relatieve kleine kracht een brug geopend worden. Vrijwel elke beweegbare brug heeft een vorm van ballast om de brug in balans te houden.
Meestal is bij een hefbrug makkelijk te zien waar de ballast zit. Bij grote hefbruggen zoals die van de Brienenoordbrug zit de ballast niet boven het wegdek, maar onder het wegdek in de ballastkelder.
Ook bij hefdeuren zijn er vrijwel altijd ballasten aan beide zijden van de deur gebouwd, om het gewicht van de deur te compenseren. Zo kan met een relatief kleine elektromotor een zware sluisdeur opgetild worden. Een opvallende uitzondering op deze regel is de nieuwe sluis van Weurt, die heeft geen contragewichten.
Bij oude nog met de handbediende hefbruggetjes, werd er vaak door één of twee brugwachters de brug bediend. Die konden vaak ook zelf het contragewicht aanpassen naargelang wat ze voelden bij het draaien van de brug. Een houten wegdek kon zwaarder worden als het hout veel vocht kon opnemen, maar in droge zomers kon het gewicht ook weer afnemen. Als de brug bij het opendraaien te zwaar omhoog ging, werd er gewicht toegevoegd in het contragewicht. Hiervoor lag er een stapel ijzeren staven, en die konden daarmee heel nauwkeurig gewicht toevoegen aan de ballast om de brug in balans te krijgen. De brugwachters waren in staat om de brug vrijwel perfect in balans te krijgen en te houden. Het openen en sluiten van de brug ging dan zo, dat slechts een klein gedeelte werd gedraaid om de brug in beweging te krijgen, de rest liep dan vanzelf. Ook het sluiten behoefde slechts een minimale sluitbeweging om de brug in beweging te zetten. Soms liep de brugwachter op de sluitende klep naar de overkant om de grendels te sluiten zodra de brug weer op het andere brughoofd aansloot. Zijn gewicht was voldoende om het sluiten te helpen.