Maasverbetering of Maaskanalisatie
De Maasverbetering of Maaskanalisatie is een project dat plaatsvond tussen de jaren 1870 tot 1942 in het Nederlandse stroomgebied van de Maas. Hierbij werden een groot aantal bochten van de voordien sterk meanderende rivier afgesneden. De Maas werd hierdoor veel beter geschikt voor de scheepvaart en het project voorzag eveneens in een snellere waterafvoer. Als gevolg daarvan kon in 1942 de Beerse Overlaat worden gesloten.
De Maas heeft gedurende de geschiedenis haar loop meermalen verlegd; voorheen door natuurlijke oorzaken, vanaf de hoge middeleeuwen in toenemende mate door menselijk ingrijpen. Tot 1904 stroomde de Maas bij Well (Heleind) in noordwestelijke richting naar Woudrichem, waar ze in de Waal uitkwam.
In 1904 werd de Maas bij Well afgedamd. Als nieuwe, kunstmatige, Maasbedding werd de Bergsche Maas gegraven, die bij Geertruidenberg op de Amer uitkwam. Het afgedamde traject van Well tot Woudrichem werd voortaan de Afgedamde Maas genoemd. Om scheepvaartverkeer met de Waal mogelijk te maken werd het Heusdensch Kanaal gegraven. Bij Andel werd in de Afgedamde Maas een dam en de Wilhelminasluis bij Andel aangelegd.
Op 12 juni 1915 werd een wet aangenomen die voorzag in werken om de scheepvaart op de Maas te bevorderen. De werken zouden de kanalisatie van de rivier van Maasbracht tot Grave omvatten. Bovendien zouden het Kanaal Wessem-Nederweert en het Maas-Waalkanaal worden aangelegd. Deze kanalen werden geopend in 1929 respectievelijk 1927.
Stroomopwaarts van Maasbracht was de Maas een grensrivier met België, en de samenwerking met de Belgen verliep stroef. Daarom werd in 1919 besloten om aan Nederlandse zijde het Julianakanaal aan te leggen en tevens een aantal stuwen te bouwen, namelijk te Borgharen, Linne, Roermond, Belfeld, Sambeek, Grave en Lith. Deze werken werden bekroond met het openen van het Julianakanaal in 1935.