Maison d’éclusiers
Sluiswachtershuizen en hun familie.
De sluiswachter, of beter gezegd de ‘sluiswachtersfamilie’, was na de Revolutie in dienst van het Bestuur van Bruggen en Wegen. Zijn taak was uiteraard het bedienen van de sluizen, maar ook het onderhouden van de oevers van het kanaal op een bepaald traject. Daarom waren er zeer nauwkeurige maaiperioden die gerespecteerd moesten worden.
In ruil voor zijn plicht en zijn werk stelde het Bestuur de sluiswachter een huis ter beschikking, met zeker rudimentair comfort, maar vaak moderner dan de krotten die toen op het platteland stonden. Dit huis was omgeven door land dat werd gebruikt als boomgaard en moestuin.
De sluiswachter had vaak enkele dieren bij zich die hij meenam om langs het kanaal te grazen. Hij had ook het recht om bomen in het publieke domein te snoeien om de verwarming van zijn huis te garanderen. Vaak onderhield hij uitstekende relaties met de schippers en verkocht hij extra groenten uit zijn tuin om wat geld te verdienen als aanvulling op het bescheiden salaris.
In sommige gevallen was er aan het sluishuis een stal vastgemaakt, waar de schippers hun paarden 's nachts konden stallen.
Het werk van sluiswachter werd vaak van moeder op dochter, of van vader op zoon uitgeoefend. Zo volgden generaties elkaar op in hetzelfde huis, en de sluiswachters die oud werden, gingen met pensioen op de plaats waar ze werkten, te midden van hun gezinnen, vlakbij dit kanaal dat ze zo vaak hadden gediend.