Het kanaal van Nivernais is een kanaal in Frankrijk. Het is 180 kilometer lang en loopt van Saint-Léger-des-Vignes in het zuiden van het departement Nièvre tot Auxerre. Er zijn 116 sluizen in het kanaal. 35 aan de Loire kant en 81 aan de Seine kant.
Het geldt als een van de mooiste kanalen in Frankrijk. Het is gered door de opkomst van het toerisme. Doorgaande beroepsvaart is er niet meer. Een flink aantal sluizen in het kanaal zijn niet aangepast aan de Freycinet maat. Zelfs voor Spitsen is het dus niet mogelijk om het kanaal in zijn geheel te passeren.
Als voeding voor het kanaal zijn er meerdere meren gemaakt. Van het stuwmeer van Pannecière loopt er een voedingskanaal naar het hoogste punt van het kanaal, net boven Sluis 1 Moulin Brule komt het voedingskanaal in het scheidingspand. Ook de meren van Vaux en Baye zijn gebouwd voor de opslag van water, en verzorgen het kanaal van voldoende water.
Oorspronkelijk is het kanaal gebouwd om hout voor verwarming richting Parijs te vervoeren. In eerste instantie werd het hout via de rivier drijvend afgevoerd. Het kanaal werd gebruikt om hout bij de rivier te krijgen. Later kwam scheepvaart op het kanaal en zorgde voor een grote economische impuls in de streek. Er werd veel wijn, granen, steenkool en kalksteen over het kanaal vervoerd.
De bouw begon in 1784 met het graven van de 758 meter lange Tunnel van La Collancelle, met aan de ene zijde de meren van Vaux en Baye als watervoorraad en aan de andere kant een vallei met 16 sluizen. Het kanaal was geheel voltooid in 1843.
Vlakbij Clamecy, in Basseville, bouwde ingenieur Charles Poirée in het jaar 1834 een “barrage à aiguilles” in de rivier de Yonne. Deze naaldendammen maakte het mogelijk om waterstanden op een rivier te regelen, en daarmee scheepvaart over deze rivieren mogelijk te maken. Al snel volgen er meer naaldendammen in Europa.
Deze opmerkelijke uitvinding leverde Charles Poirée een grootse onderscheiding op. In 1855 ontving hij op de Wereldtentoonstelling de Grande Médaille d’honneur.
Links het begin van het kanaal van Nivernais, in het midden de rivier de Aron. Aan de rechterkant komt de Loire door de stad Decize. De stuw maakt het mogelijk om van het kanaal van Nivernais via de Loire, langs Decize naar het Canal latéral a la Loire te varen.
Het kanaal is gegraven langs de rivier de Aron. Deze rivier slingert en stroomt steeds in de buurt van het kanaal. Enkele stukken van de rivier zijn bevaarbaar en vormen zo een deel van het kanaal.
Bij het schilderachtige plaatsje Cercy la Tour loopt het kanaal en de rivier de Aron redelijk parrallel langs elkaar. De Aron wordt verderop gebruikt voor de voeding van het kanaal.
Boven de sluis is een bescheiden haven.
Het kanaal loopt met redelijk rechte lijnen langs de plaatsjes Saint-Gratien-Savigny en Isenay. Bij Pannecot staat het kanaal met de rivier in verbinding. Een keersluis maakt het mogelijk het kanaal af te sluiten als de rivier veel water afvoert.
Vlakbij Brienne gaat het kanaal de loop van de rivier volgen, met maar liefst 16 flinke bochten slingert het kanaal zich een weg naar Chatillon-en-Bazois.
Chatillon-en-Bazois is een dorpje wat ingeklemd ligt tussen het kanaal en de rivier. De brug is een bekend plaatje. Het stenen kruis maakt het een herkenningspunt.
Vlakbij ligt ook het Château de Châtillon-en-Bazois, een kasteel gebouwd op een rots. Het oudste gedeelte dateert van rond het jaar 900.
Bij Sluis 13 ligt ook een kanaalbrug over de rivier de Aron. Deze rivier de Aron stroomt door de streek en vanaf deze sluis, is het kanaal vlakbij de rivier gegraven. Het water van deze rivier wordt gebruikt om het kanaal te voeden.
Bij de plaats Mont-et-Marre komen we een trapsluis tegen. Nummer 9 en 10 vormen samen het verval van 3,85 meter. Het is een van de drie trapsluizen hier in de buurt.
De trapsluizen van Chavance zorgen voor een flinke verticale steiging op het kanaal. 7-8 met een verval van 3,95 meter, en 4-5-6 met maar liefst een verval van 6,69 meter.
De laatste sluis opvarend vanaf de Loire naar de tunnels. Boven de sluis liggen twee meren. Het meer van Baye, en gescheiden door een dam, het meer van Vaux.
Op dit hoogste deel van het kanaal zijn ook drie tunnels in het landschap. De tunnels Collancelle, Mouas en Breuilles overwinnen de laatste hoogtes van het landschap. Deze tunnels maken de doorgang mogelijk in het terrein wat op sommige plaatsen 20 meter hoger ligt dan het kanaalpeil. Er werd vaker voor tunnels gekozen op de hoogste delen van kanalen. Hoog gelegen kanaaldelen hebben vaak maar beperkte watertoevoer om het kanaal te voeden. Hoe hoger het kanaal komt, des te moeilijker wordt het om voldoende water te kunnen opvangen. Zo werd er vaak gekozen om door een berg te graven in plaats van er overheen. De tunnels besparen dus nog een verdere stijging van het kanaal van zo’n 5 a 8 sluizen omhoog en weer omlaag. Zeker gezien de afstand en hoogteverschil hier op dit stuk, zou het veel sluizen op een heel kort stukje zijn geworden.
De vallei van Sardy zijn 16 sluizen op een kort stuk kanaal waar het kanaal weer snel naar beneden gaat.
Het kanaal loopt in een ruime boog over de berguitloper waar het plaatsje La Place opligt. Daarna met wat grote bochten naar het plaatsje Châtel-Censoir. Daar ligt aan de andere kant van het kanaal en de Yonne het kasteel St. Marc. Bij Merry-sur_Yonne gaat het kanaal een stuk door de rivier. Enkele bochten zijn kanaal, en dan weer een stukje over de rivier. Dit gebruik van de rivier als stukken vaarweg blijft tot het einde van het kanaal bij Auxerre.
Beneden de sluis van St Aignan is een Verbindingskanaal gegraven naar Vermenton. Daar is een jachthaven op de rivier La Cure. Dit verbindingskanaal heeft twee sluizen en is eigenlijk doodlopend bij de jachthaven. Verder is er geen scheepvaart mogelijk.
Het kanaal loopt nog langs Cravant, om via de Sluis van Vincelles weer op de rivier uit te komen. Bij Vincelottes is een kort kanaaltje met Sluis 74 Vincelottes voor het passeren van de stuw.
Ook bij het kasteel du Saulce is zo'n kort kanaaltje met sluis gemaakt voor de stuw te passeren. Elke sluis verder stroom afwaarts is met een stukje kanaal gemaakt om de stuw die er telkens bij ligt te passeren.